L&A Advocaten heeft een werkgever met succes bijgestaan in een zaak bij het College voor de Rechten van de Mens. Het College oordeelde dat werkgever niet heeft gediscrimineerd op grond van zwangerschap door het contract met een werkneemster tijdens de proeftijd te beëindigen.
https://www.mensenrechten.nl/publicaties/oordelen/2018-1/detail
Wat speelde er in deze zaak?
Werkneemster werkte als woonzorgbegeleider bij een zorginstelling voor ouderenzorg. Zij vroeg de teamleider kort na aanvang dienstverband om een aangepast rooster in verband met de opvang van haar dochter van drie jaar en vertelde hem ook dat ze zwanger was. Werkgever beëindigde haar arbeidsovereenkomst in de proeftijd. Volgens de werkneemster vanwege haar zwangerschap. De werkgever stelt dat zij is ontslagen omdat zij niet flexibel inzetbaar was en onvoldoende roulerende diensten wilde draaien.
Het College voor de Rechten van de Mens oordeelde als volgt
Werkneemster wilde geen dan wel onvoldoende roulerende diensten draaien en was daardoor inflexibel. Er was constant discussie tussen werkgever en werkneemster over de inroostering, hetgeen onder meer blijkt uit door werkgever overlegde screenshots van WhatsApp-gesprekken. Dat is de reden dat werkgever besloot om haar contract te beëindigen. Het is niet aan het College om te oordelen of werkneemster al dan niet flexibel was. Voor het College staat slechts ter beoordeling of de zwangerschap van werkneemster van invloed is geweest op het besluit van werkgever om de arbeidsovereenkomst met haar te beëindigen. Werkneemster heeft geen feiten aangevoerd die daarop wijzen. Volgens het College heeft werkgever daarom geen verboden onderscheid gemaakt op grond van zwangerschap.
Vrijheid van de opzeggingsbevoegdheid tijdens proeftijd kent zijn grenzen
Een werkgever kan een arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd opzeggen zonder dat hiervoor een redelijke ontslaggrond aanwezig hoeft te zijn. De werkgever mag deze opzeggingsbevoegdheid echter niet misbruiken. Wanneer een werkgever direct of indirect onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen bij het opzeggen van de arbeidsovereenkomst (hieronder valt onder meer een opzegging vanwege zwangerschap, bevalling en moederschap) is er sprake van misbruik en kan de werknemer de opzegging vernietigen.
Omkering bewijslast
De hoofdregel is: wie stelt, moet bewijzen. Bij discriminatiezaken verschuift de bewijslast echter al snel. Als degene die meent dat hij gediscrimineerd is (werknemer) feiten aanvoert die doen vermoeden dat sprake is van een verboden onderscheid, dient de wederpartij (werkgever) te bewijzen dat hij niet in strijd met de wet heeft gehandeld. Dat dit lastig is, blijkt uit het feit dat het College van de Rechten van de Mens in soortgelijke zaken dikwijls oordeelt dat er wel sprake is van discriminatie.
Zo oordeelde het College in juni 2017 (oordeelnummer 2017-83) dat er bij een proeftijdontslag van een zwangere werkneemster wel sprake was van discriminatie op grond van geslacht, omdat er (1) maar korte tijd zat tussen de zwangerschapsmelding en de beëindiging van het contract tijdens de proeftijd en (2) de werkgever eerder nadrukkelijk had aangegeven dat het van groot belang was dat de werkneemster gedurende langere tijd voor het project waarop zij was ingezet beschikbaar was. Het College was er niet van overtuigd dat de reden om het contract te beëindigen uitsluitend of voornamelijk het onvoldoende functioneren van de vrouw was. Het College oordeelde daarom dat de werkgever de vrouw discrimineerde op grond van geslacht.
Conclusie
Het is toegestaan om als werkgever de arbeidsovereenkomst van een zwangere werkneemster in de proeftijd te beëindigen vanwege redenen die volledig lost staan van haar zwangerschap (of een andere discriminatiegrond). Hierbij dient elke schijn van ontslag wegens zwangerschap te worden voorkomen vanwege de verschuiving van de bewijslast.
Meer over dit onderwerp?
Irene Francken-van der Ven
T: +31 20 760 8814
E: irene.francken@lenaadvocaten.nl