Rechtbank Den Haag (publ. 28 maart jl.) vindt van wel, rechtbank Overijssel (publ. 29 maart jl.) vindt van niet.

Feiten casus 1

Werkneemster is sinds 1 december 2005 voor onbepaalde tijd in dienst bij werkgever en is sinds 8 februari 2016 aaneengesloten volledig arbeidsongeschikt. Werkgever gaat na 8 februari 2018 (moment van eindigen loondoorbetalingsverplichting) niet over tot ontslag van werkneemster, werkneemster start kort geding.

Oordeel Rechtbank Den Haag – publ. 28 maart 2019

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag (vonnis 28 maart 2019) veroordeelt werkgever in kort geding om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding van € 150.067,- bruto.

De rechter schetst dat de heersende opvatting in de rechtspraak tot op heden was dat werkgever niet verplicht kon worden over te gaan tot opzegging van de arbeidsovereenkomst  na twee jaar arbeidsongeschiktheid (het zogeheten ‘slapende dienstverband’). Een wettelijke grondslag daartoe ontbreekt immers en het verschuldigd zijn van een transitievergoeding na een ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wordt vaak als onrechtvaardig ervaren.

Echter, met de komst van de ‘Wet compensatie transitievergoedingen’ krijgt werkgever de transitievergoeding – onder bepaalde voorwaarden – die betaald wordt bij een dergelijke beëindiging gecompenseerd vanuit het Werkloosheidsfonds. In het licht van die Wet compensatie transitievergoedingen (die naar het oordeel van de rechter ook uitdrukkelijk als bedoeling het tegengaan van slapende dienstverbanden heeft) kan niet langer worden gezegd dat het in stand laten van een slapende arbeidsovereenkomst géén strijd met goed werkgeverschap oplevert.

Of het in stand laten van een slapend dienstverband in strijd is met het goed werkgeverschap hangt af van de omstandigheden van het geval. In casu was geen enkel zicht op hervatting van werkzaamheden (vanwege de medische situatie, maar ook het feit dat de arbeidsovereenkomst door het reeds verleende ontslag als statutair bestuurder een lege huls was geworden), terwijl werkgever geen gerechtvaardigde belangen had om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Door niet tot opzegging van de arbeidsovereenkomst over te gaan handelde werkgever in casu in strijd met haar plicht als goed werkgever (artikel 7:611 BW).

Feiten casus 2

Werknemer is sinds 16 juli 2001 in dienst bij werkgever en per 30 juni 2015 wegens ziekte uitgevallen voor werk. Met ingang van 16 augustus 2016 ontvangt werknemer een IVA-uitkering. Werknemer verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding onder toekenning van een transitievergoeding.

Oordeel Rechtbank Overijssel – publ. 29 maart 2019

De kantonrechter oordeelt dat werkgever in het onderhavige geval niet ernstig verwijtbaar handelt of nalatig is door het dienstverband slapende te houden. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden (werkgever verzette zich daar niet tegen), maar werknemer ontvangt geen transitievergoeding.

Volgens deze kantonrechter behoort het tot de beleidsvrijheid van een werkgever om een arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer al dan niet te beëindigen. Er bestaat daartoe in elk geval geen wettelijke verplichting, ook niet met de invoering van de Wet compensatie transitievergoeding.

Daar waar de voorzieningenrechter Den Haag het door werkgever gehanteerde argument dat het nog niet geheel zeker is dat de Wet compensatie transitievergoeding ook daadwerkelijk per 1 april 2020 wordt ingevoerd passeert, acht de kantonrechter Overijssel dit wel een rechtens te respecteren belang van werkgever. Alsmede het feit dat de werkgever de transitievergoeding nu zou moeten voorschieten.

Ten slotte overweegt de kantonrechter nog dat na inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding er mogelijk wel een situatie kan ontstaan waardoor het in stand laten van slapende dienstverbanden zonder enig zicht op herstel, onder omstandigheden mogelijk wel als ernstig verwijtbaar kan worden gekwalificeerd.

 

Meer weten over dit onderwerp?

Frederique de Jong

E: Frederique.deJong@LenAadvocaten.nl

T: +31 (0)20 760 8817