Geen ‘recht op onbereikbaarheid’, maar wel een verplicht gesprek tussen werkgever en werknemer over (on)bereikbaarheid buiten werktijd. Het initiatiefwetsvoorstel dat daarin voorziet stuitte afgelopen jaar nog op forse kritiek van de Raad van State, maar is deze maand toch naar de Tweede Kamer gestuurd voor verdere parlementaire behandeling.

Inleiding

Door de coronacrisis werken werknemers veelal thuis. De verwachting is dat ook na de coronacrisis werknemers (deels) thuis blijven werken. Zowel het thuiswerken als de bereikbaarheid via telefoon en e-mail, kunnen zorgen voor een vervaging van de grenzen tussen werk en privé.

Moet er een ‘recht op onbereikbaarheid’ komen? Deze gedachte lag ten grondslag aan het initiatiefwetsvoorstel dat afgelopen zomer werd gelanceerd. De initiatiefnemer (PvdA) signaleerde (onder meer) een stijgend aantal werkgerelateerde burn-outs door vervaging van de grens tussen werk en privé. Werknemers kunnen buiten werktijd moeilijk van hun werk loskomen en zijn – mede door de moderne technologie – altijd bereikbaar.

Wat houdt het initiatiefwetsvoorstel in?

Het initiatiefwetsvoorstel beoogt werkgevers – kortgezegd – te verplichten om een gesprek met werknemers aan te gaan over hun (on)bereikbaarheid buiten werktijd. In het gesprek moet worden onderzocht of werknemers bereikbaarheid buiten werktijd als belastend ervaren. Eventueel is dit aanleiding voor het opnemen van extra risico’s in de risico inventarisatie en evaluatie (RI&E) en dienen passende maatregelen te worden getroffen. Het gesprek moet volgens het initiatiefvoorstel onderdeel worden van het beleid ter voorkoming van werkdruk. De Inspectie SZW kan controleren óf het gesprek heeft plaatsgevonden. Er wordt niet gecontroleerd wat er inhoudelijk is besproken. Het idee is om het verplichte gesprek op te nemen in Arbowetgeving.

Het initiatiefwetsvoorstel voorziet dus nadrukkelijk niet in een ‘recht op onbereikbaarheid’, maar slechts in een verplicht gesprek.

Huidige stand van zaken: Tweede Kamer is aan zet

Het initiatiefwetsvoorstel stuitte afgelopen najaar op forse kritiek van de Raad van State. Zo is volgens de Raad van State onvoldoende aangetoond dat het wettelijk voorschrijven van een gesprek over (on)bereikbaarheid opportuun en noodzakelijk is. De Arbowet bevat al een bepaling op grond waarvan werkgevers maatregelen moeten treffen ter voorkoming van psychosociale arbeidsbelasting. Ook past het gesprek volgens de Raad van State niet in de systematiek van de Arbowetgeving, waarvan het uitgangspunt (gedeeltelijke) zelfregulering en maatwerk is. Het advies van de Raad van State was dan ook om het initiatiefwetsvoorstel te heroverwegen en nader te motiveren.

Op 21 mei 2021 werd bekend dat de initiatiefnemer, ondanks de kritiek van de Raad van State, het wetsvoorstel toch doorzet. Op punten is het initiatiefwetsvoorstel aangescherpt. Het is nu aan de Tweede Kamer om zich hierover te buigen en te stemmen.

De initiatiefnemer is er in ieder geval nog altijd van overtuigd dat er actie nodig is om de balans werk / privé te herstellen. Het verplichte gesprek over (on)bereikbaarheid buiten werktijd zou daarvoor het aangewezen middel zijn. Het is de vraag of een verplicht gesprek de oplossing is voor de gegeven problematiek. Gelet op de forse kritiek van Raad van State, is het afwachten of de leden van de Tweede Kamer (en Eerste Kamer) gunstiger gestemd zijn. Of de wetswijziging er komt, en in welke vorm, is dus nog maar de vraag. Dit neemt uiteraard niet weg dat burn-outs op de werkvloer veelvuldig voorkomen en werkgevers ook zelf gericht actie kunnen ondernemen om de risico’s hierop te verkleinen.

Bij vragen over thuiswerken, werknemers met burn-outs of andere gerelateerde onderwerpen, neem dan contact met ons op.