In deze uitspraak oordeelde Rechtbank Limburg dat er geen sprake is van werkweigering van de medewerker, behorende tot de COVID-19-risicogroep, die weigerde om fysiek op het werk te verschijnen. De rechter oordeelde dat juist de werkgever in zijn verplichtingen tekort was geschoten, namelijk in het bieden van een veilige werkomgeving en het aanbieden van passende arbeid.
Rechtbank Limburg 1 oktober 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:7495
Recent heeft de rechter zich in een kort gedingprocedure gebogen over de vraag of een werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan werkweigering door niet op het werk te willen verschijnen. De werknemer is in dienst als secretaresse en werd geacht werkzaamheden te verrichten achter de balie waar veel medewerkers langslopen en ook klanten van werkgever verschijnen. Zij weigerde dit met als reden dat zij door hartklachten tot de risicogroep van COVID-19 behoort en er geen sprake is van een veilige werkomgeving omdat werkgever onvoldoende had gezorgd voor beschermingsmaterialen.
De rechter oordeelde dat het niet de werknemer was die zich schuldig maakte aan werkweigering, maar dat het de werkgever was die in zijn verplichtingen tekort was geschoten, te weten i) het bieden van een veilige werkomgeving; en ii) het aanbieden van passende arbeid. De werkgever wordt verweten dat geen andere werkzaamheden aan werknemer zijn aangeboden die zij vanuit huis zou kunnen verrichten of dat haar werkzaamheden zo werden aangepast zodat zij deze vanuit huis kon verrichten.
In dit kader is relevant te noemen dat de COVID-19 crisis heeft geleid tot een (tijdelijke) aanpassing van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het nieuwe artikel 3.2a bepaalt dat werkgevers in verband met COVID-19 de volgende maatregelen moeten treffen, namelijk i) in acht nemen van voldoende hygiënische voorzieningen; ii) geven van doeltreffende voorlichting en onderricht aan werknemers over de bestrijding van COVID-19 op de arbeidsplaats; en iii) het houden van adequaat toezicht op de naleving van de voornoemde noodzakelijke maatregelen en voorzieningen. Het overtreden van artikel 3.2a Arbobesluit levert een beboetbare overtreding op.
Belang voor de praktijk
De COVID-19 crisis heeft geleid tot een verdergaande zorgplicht voor de werkgever voor de veiligheid en gezondheid van haar werknemers. Een werkgever moet voldoende maatregelen treffen om zijn werknemer een veilige werkplek te bieden en moet daarbij ook oog hebben voor de omstandigheden en belangen van de werknemer.
Zo kan van een werkgever worden verwacht – zeker als deze tot de COVID-19-risicogroep behoort – om thuiswerken te faciliteren door bijvoorbeeld het doorschakelen van een telefoon en het verzorgen van een online verbinding voor de computer bij de werknemer thuis. Als thuiswerken echt niet mogelijk is, dan moet de werkgever maatregelen nemen voor een veilige werkplek, zoals het afschermen van de werkplek met plexiglas of het aanpassen van de looproute indien deze langs de werkplek loopt. Ook kan niet altijd van een werknemer worden verlangd om fysiek op gesprek te komen: dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Zo kan er tevens van de werkgever verlangd worden gebruik te maken van het alternatief van videogespreksmogelijkheden.