Een voetballer moet een gefixeerde schadevergoeding en boete betalen wegens onregelmatige opzegging van de door hem getekende spelersovereenkomst met een nieuwe club. De overeenkomst bevatte namelijk geen tussentijds opzegbeding. De hoogte van het bedrag wordt echter gematigd door de kantonrechter.

 

Wat zijn de feiten?

In deze zaak gaat het om een (amateur)voetballer die is benaderd door een voetbalvereniging met de vraag of hij in het seizoen 2022-2023 voor de nieuwe club zou willen uitkomen. De voetballer ondertekent in februari 2022 het contract met de nieuwe club.

Eind maart 2022 laat de voetballer de nieuwe club weten dat hij toch bij zijn huidige club blijft spelen. Oftewel: de speler zal de getekende spelersovereenkomst niet nakomen en wil deze beëindigen.

Tussentijds opzegbeding

Een tussentijds opzegbeding geeft de contractuele mogelijkheid om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – zoals de naam al aangeeft – tussentijds op te zeggen, artikel 7:677 lid 3 BW. Stel een werknemer  blijkt niet geschikt, dan biedt een dergelijk beding een uitkomst. Indien een dergelijk beding niet is opgenomen in de overeenkomst, is het in beginsel niet mogelijk om een overeenkomst tussentijds te beëindigen.

Indien een werknemer toch opzegt, zonder toestemming van de werkgever of een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW, is de werknemer volgens artikel 7:677 lid 4 BW een schadevergoeding verschuldigd aan de werkgever, gelijk gesteld aan het bedrag van het loon over de resterende duur van de arbeidsovereenkomst. Wanneer er een boetebeding is opgenomen in de overeenkomst, komt er bovenop het bedrag van de schadevergoeding ook nog een boete. Indien de werkgever opzegt, is de opzegging vernietigbaar. Als de werkgever een tijdelijke arbeidsovereenkomst met tussentijds opzegbeding vroegtijdig wil beëindigen, moet hij naar het UWV voor het verkrijgen van een ontslagvergunning, of een ontbindingsverzoek indienen bij de kantonrechter. Hiervoor moet wel een goede reden zijn.  Voor beide partijen geldt dat zij de opzegtermijn in acht moeten nemen.

Terug naar de zaak: In de getekende spelersovereenkomst was géén tussentijds opzegbeding opgenomen, dus de voetballer zegt onregelmatig op. De nieuwe club laat het er niet bij zitten en vordert daarom in totaal een bedrag van € 15.000,-  aan schadevergoeding en boete.

 De kantonrechter

De kantonrechter acht de vordering in beginsel toewijsbaar, maar ziet wel aanleiding om de schadevergoeding te matigen. De overeenkomst bevat namelijk een ‘gefixeerde boete’ van € 5.000,-, maar dit is niet in verhouding tot de schadevergoeding van € 10.000,- volgens de kantonrechter. De kantonrechter matigt het totaal te betalen bedrag dan ook tot € 5.000,-.

Arbitrage en bevoegdheid civiele rechter

De voetballer, zowel werknemer als lid van de KNVB, is gebonden aan de regelgeving van de KNVB en dus ook aan het daarin opgenomen arbitraal beding in het Arbitragereglement.  Het arbitraal beding strekt zich echter niet uit tot het onderhavige geschil, gezien het geschil al bestond alvorens de overeenkomst tot arbitrage tot stand is gekomen (27 mei 2022). De civiele rechter was daarom bevoegd om uitspraak te doen over onderhavige geschil.

Conclusie

Een tussentijds opzegbeding is niet verplicht, maar is wel nodig als het wenselijk is om de arbeidsovereenkomst tussentijds te beëindigen. Alleen als er een tussentijds opzegbeding is opgenomen, kan de werkgever voor de einddatum tot beëindiging overgaan. Daar staat tegenover dat het ook voor de werknemer mogelijk is om tussentijds op te zeggen.

Mocht er geen tussentijds opzegbeding zijn opgenomen, dan kan het nadien alsnog schriftelijk worden overeengekomen.

L&A Advocaten adviseert werkgevers om in beginsel altijd een tussentijds opzegbeding op te nemen bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.