De voorzieningenrechter Utrecht oordeelde deze week dat een werknemer die weigert om een mondkapje te dragen, geen toegang tot de werkvloer hoeft te worden verschaft zolang hij niet aan de instructie om een mondkapje te dragen voldoet. Tot die tijd mag de werkgever tevens het loon opschorten. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van een redelijke instructie van de werkgever die een gerechtvaardigde inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van werknemer.
Rechtbank Midden-Nederland 13 januari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:51
Feiten
Een werknemer werkt als chauffeur voor een bakkersbedrijf (hierna: werkgever). In oktober geeft de werkgever de instructie aan zijn werknemers om een mondkapje te dragen tijdens werktijd. De werknemer weigert aan de instructie te voldoen. Er vindt een gesprek plaats tussen werkgever en werknemer, waarna de werkgever de loonbetaling opschort en de werknemer op non-actief stelt. Tot tweemaal toe roept de werkgever de werknemer schriftelijk op om alsnog het mondkapje te dragen, met de mededeling dat de maatregelen alsnog vervallen als hij voldoet aan de instructie. De werknemer persisteert in zijn weigering. De werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De werknemer vordert in deze procedure in kort geding loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Dit zijn de vorderingen waar de voorzieningenrechter zich in deze zaak over buigt.
De werkgever beroept zich op het wettelijk instructierecht. De werknemer stelt zich op het standpunt dat het geen redelijke instructie is om te verlangen dat hij in zijn functie als chauffeur tijdens werktijd een mondkapje draagt. Hij beroept zich op de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en stelt dat het dragen van een mondkapje hinder, ongemak en gezondheidsrisico’s veroorzaakt zonder dat daar zwaarwegende belangen tegenover staan.
Oordeel rechter
De rechter bepaalt dat de werkgever in redelijkheid de instructie kon geven een mondkapje te dragen tijdens werktijd en dat de werknemer gehouden is deze instructie op te volgen.
De rechter weegt eerst af of de gegeven instructie een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer rechtvaardigt. Volgens de rechter heeft de werkgever legitieme doelen voor de mondkapjesplicht: de werkgever is verplicht om voor een veilige werkomgeving te zorgen en heeft een bedrijfsbelang te beschermen (onder meer gelet op de loondoorbetalingsplicht bij ziekte). De rechter overweegt verder dat het mondkapje een maatschappelijk aanvaard middel is tegen de verspreiding van het coronavirus. De werkgever mocht er ten tijde van het geven van de instructie daarom van uitgaan dat het dragen van een mondkapje aan de veiligheid en gezondheid kan bijdragen.
De werknemer nam voorts stelling dat de werkgever had moeten differentiëren naar functie en dat hij, als chauffeur, uitgezonderd had moeten worden van de mondkapjesplicht. Daar maakt de rechter korte metten mee. De werkgever heeft er belang bij om één lijn te trekken binnen het bedrijf; de werknemer maakt deel uit van een werkgemeenschap en mag niet volledig zijn eigen plan trekken. De rechter kent waarde toe aan het feit dat de werknemer zijn mondkapje alleen inpandig hoeft te dragen en dus niet tijdens het transport. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van deze werknemer door de instructie van de werkgever is dus zeer beperkt (en beperkter dan voor andere werknemers van de werkgever).
De rechter wijst de vorderingen van de werknemer in kort geding af.
Belang voor de praktijk
De rechter komt met zijn uitspraak tegemoet aan een vraag die bij veel werkgevers speelt: kan een werkgever zijn werknemers verplichten om een mondkapje te dragen op de werkvloer? De voorzieningenrechter Utrecht vindt van wel. Deze uitspraak biedt een handvat voor werkgevers die met een beroep op het instructierecht een mondkapjesplicht willen invoeren. Wij merken wel op dat – bij een beroep van de werknemer op de persoonlijke levenssfeer – de rechter telkens een belangenafweging moet en zal maken. Persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de werknemer en / of omstandigheden bij de werkgever kunnen ertoe leiden dat een mondkapjesplicht niet gerechtvaardigd is.
Afsluiting
De rechter heeft zich voor het eerst uitgelaten over de arbeidsrechtelijke gevolgen van een door de werkgever ingevoerde mondkapjesplicht. Wij benadrukken dat het een voorlopig oordeel betreft. Gelet op het ontbindingsverzoek van de werkgever zal de rechtbank zich waarschijnlijk nogmaals over de zaak buigen om te kijken of het feitencomplex een ontslag van de werknemer rechtvaardigt. Die vraag is met deze uitspraak dus nog niet definitief beantwoord. Wij volgen deze rechtspraak op de voet.